Brandjes blussen en daarna dweilen met de kraan open
Brandveiligheid van PV-installaties
Tekst: Martin Bongers
Foto’s: Maria Godfrida, Michael Wilson, Ricardo Gomez en Bill Mead
Er liggen intussen tegen de 45 miljoen zonnepanelen in ons land, waarvan ruim 2,5 miljoen op woningen. De meeste zijn dus op bedrijfsdaken of in parken geïnstalleerd. Het aantal PV-gerelateerde branden in de afgelopen jaren? Toch maar 35 per jaar, waarvan het merendeel niet-residentieel. In de eerste helft van dit jaar waren er al 55 branden – maar dat is logisch, er werd immers ook weer flink geïnstalleerd. Zo blijkt maar weer: alles is relatief.
In 80 procent van de brandgevallen (dus bij pakweg 45 cases dit jaar) concludeerde de brandweer of de verzekeraar dat er van een ondeugdelijke installatie sprake was. En dat is een gegeven waar we toch even bij stil blijven staan. Daar is vriend en vijand het namelijk wel over eens: áls er een PV-brand ontstaat, dan komt dat omdat er ondeskundig werd gemonteerd. Maar toch: 45 miljoen zonnepanelen en 45 cases. En dan de installatiebedrijven rücksichtslos cowboys noemen?
Te weinig erkende bedrijven
Het is wel een signaal, bagatelliseren is niet verstandig. Een andere rekensom maakt namelijk ook iets duidelijk. Mohamed El Moutaouakkil, van Mutley Solar in Zwolle: “Als je het hebt over brandveiligheid is het erg simpel: er zijn ongeveer zesduizend installatiebedrijven, waarvan er ongeveer achthonderd gecertificeerd zijn. Dat is te weinig.”
‘Er zijn veel te veel cowboys en het is tijd dat daarop ingegrepen wordt’
Zesduizend bedrijven die in no time 45 miljoen panelen legden: kan dat deugdelijk? Kunnen achthonderd gecertificeerden dat? De vraag stellen, is het antwoord geven. Doekle Terpstra, voorzitter van Techniek Nederland ziet dat ook: “Er zijn veel te veel cowboys en het is tijd dat daarop ingegrepen wordt. Het is te snel gedaan, Iedere 4 seconden wordt er een paneel gelegd. Erkende bedrijven kunnen dat niet aan.”
Regelgeving loopt achter
Dat er dus nog wat verborgen gebreken ontdekt zullen worden – al dan niet als gevolg van een brand – is een aanname die gemaakt mag worden. Het is zelfs niet heel gek om de situatie een tikkende tijdbom te noemen. Want nu zijn de materialen nog redelijk nieuw. De bekabeling is nog flexibel, de stekkertjes zijn nog niet losgetrild, de omvormers zijn nog waterdicht en de stoppenkast kan het nog net aan. Maar met name in de binnensteden kan verouderd of b-keus materiaal, in combinatie met een te snelle, ondeugdelijke installatie veel ellende op gaan leveren.
Esther Lieben, brandweercommandant en voorzitter van de Stuurgroep Veilige Energietransitie: “De transitie laat langzamerhand steeds meer van dit soort dingen zien. Maar we weten ons er nog geen raad mee.”
Waar Lieben op doelt, is de snelheid van de markt afgezet tegen de relatieve sloomheid van de regelgeving. De vraag nam in rap tempo toe, de productie van materiaal en de installatie ervan lijkt op een snelkookpan en tegelijkertijd is er eigenlijk geen personeel. Vakbekwaam personeel. Dat moet je namelijk opleiden en ook daarvoor heb je dan weer mensen nodig die er niet zijn. En regelgeving die nog even snel bedacht moet worden.
El Moutaouakkil: “Het gaat niet helemaal goed, dat kunnen we wel stellen. Logisch: regelgeving en normering loopt immers altijd achter de praktijk aan. Dat is niet alleen bij energie zo.”
Als branche doen we dus maar wat – en we kijken daarna wel wat er gebeurt. Gechargeerd misschien, maar ‘brandjes blussen’ en vervolgens ‘dweilen met de kraan open’ zijn twee beeldspraken die hier uitstekend passen.
Lieben: “Er wordt te veel over de schutting gegooid, als het over veiligheid gaat. Allemaal incidentbestrijding en oké, daar leer je dan zeker iets van. Maar je moet ook naar de voorkant kijken: wet- en regelgeving, kaders stellen.”
Installateur kop van jut
Lieben en El Moutaouakkil stippen impliciet iets anders aan: namelijk dat het veilig installeren van zonnepanelen een gedeelde verantwoordelijkheid is. Niet van de installatiebranche alleen. De gemeenten, de brancheorganisaties, de fabrikanten, keuringsinstituten… iedereen loopt achter de vraag aan. Maar de installateurs vangen de klappen op. En dat is onterecht. Voor de goedwillende installateur is het zelfs publicitair desastreus.
Als voorbeeld even de fabrikanten. De laatste tijd is er veel te doen over de kwaliteit van de omvormers, of over de uitwisselbaarheid van stekkertjes en andere componenten. Fabrikanten hebben de neiging om hún product dominant te willen maken, hun product moet als het even kan de norm worden. Maar als producten niet ‘voor elkaar’ gemaakt zijn, kan dat elektrische storingen opleveren, en dus brandgevaar. Ander voorbeeld: de fabrikanten testen hun product in een laboratorium-setting en ontvangen vervolgens een CE-keurmerk. Maar elke andere testconfiguratie levert een ander resultaat op. Dus wat zegt dat keurmerk, zonder practice based evidence? Niets, behalve dat de installateur het vast weer eens niet goed gedaan heeft, als het fout gaat.
‘Het is niet heel gek om de situatie een tikkende tijdbom te noemen’
Intussen loopt het aantal klachten op – en daarmee de negatieve framing van installateurs. Volgens Achmea waren er in de eerste 6 maanden van dit jaar 91 procent meer geschillen over PV-installaties. Het ging dan bijvoorbeeld over nalatigheid: ‘Aannemers laten het afweten zodra een aanbetaling is gedaan. Of het schortte aan de kwaliteit van het geleverde werk’. Andere klachten zijn lange levertijden, ondeugdelijke installaties of onvrede over het rendement van zonnepanelen.
Al met al staat de branche in een negatief daglicht, met de installateur als kop van jut. Het wordt dus tijd dat de andere betrokkenen achter de gordijnen vandaan komen en gezamenlijk voor een kwaliteitsimpuls zorgen. PV-installateur is een beroep voor vrije jongens, iedereen mag zonnepanelen installeren. Dat moet veranderen. Ook Doekle Terpstra, voorzitteer van Techniek Nederland, erkent dat: “Dit is slecht voor het imago van de sector. De erkende, vakbekwame installateurs hebben er last van.” Via certificering en handhaving wil Terpstra, samen met het rijk en de verzekeraars, “het net sluiten en inferieure partijen van de markt duwen.”
Certificering
Erkenning, certificering, klinkt goed. Maar wie certificeert de certificeerders? Wie bijvoorbeeld de site van InstallQ bekijkt, ziet in één oogopslag dat (te) veel taken uit dezelfde hoge hoed komen. De instantie erkent, certificeert, accrediteert, leidt op… Verder wordt de markt, zeer vanuit het oogpunt van de klant, overspoeld door een peloton keuringsinstanties en inspectiebedrijven, allemaal particulier uiteraard. Een duidelijke scheiding der machten en een toegankelijke voorlichting over wie wat doet en vooral hoe, zou de klant, maar ook de gemiddelde installateur, erg helpen. El Moutaouakkil: “Ook voor ons is het elke keer maar weer afwachten. Kort door de bocht: iemand komt een keuring doen, duim omhoog of omlaag: er is geen pijl op te trekken. De een keurt goed wat de ander afkeurt, zonder dat wij weten waarom. We leren er zo niks van.”
Het moet nú verdiend worden
Erkenning en certificering is iets wat vooraf gebeurt. Interessanter is het om eens op het dak te gaan kijken zodra het werk gedaan is. Achteraf dus. Maar dat een installateur dan steeds hetzelfde inspectiebedrijf belt om zijn werk te checken, komt te vaak voor (‘Ja, ze zitten in de buurt, wel zo makkelijk’). Ook dat draagt niet bij aan een positiever beeld van de branche.
El Moutaouakkil: “Los daarvan, het feit dat de opleiders en inspectiebedrijven particulier zijn, betekent dat ze een verdienmodel hebben. Gezamenlijk zijn ze aan ‘t lobbyen om hun opleidingen en inspecties verplicht te krijgen, en dat snap ik dan wel. Regelgeving: wij zijn helemaal voor. Maar in het nieuws hoor je dan dat wij de cowboys zijn, maar de die partijen doen er net zo hard aan mee, ze staan onder dezelfde druk om het nu te verdienen.” El Moutaouakkil geeft een voorbeeld: “Als ik iets niet weet, bel ik wel eens een opleider. Niet zelden krijg ik een uitermate summier antwoord plus: ‘meld je even aan voor onze cursus’.”
Wat zijn de mogelijke oplossingen?
Het meest voor de hand liggend: een zonnepaneel is een zwakstroom-device. Het bouwbesluit kent geen panelen. Dat mag na al die jaren wel eens opgepakt worden.
In de tweede plaats moet de rol van de klant versterkt worden. Wie z’n auto naar de APK wil brengen, weet dat je niet naar de fietsenmaker moet. En je weet ook vanzelf wel dat er iets niet klopt, als men de auto afkeurt omdat de radio niet werkt. Maar als het om zonnepanelen gaat, weet de gemiddelde klant niets. In Nederland kennen we nog geen ‘één-loket-situatie’. En als de panelen eenmaal gelegd zijn, wat moet die klant dan zelf checken? En hoe weet de klant waar de inspecteur op moet letten? El Moutaouakkil: “De klant, zowel zakelijk als particulier, is op zoek naar duidelijkheid vanuit de branche. De klant zoekt iemand die ze aan de hand neemt, tot en met de regelgeving bij de gemeente aan toe. Wij proberen ons in ieder geval daarmee te onderscheiden.” Kortom, met een toegankelijke voorlichting wordt de klant wijzer en zelfredzamer en kan hij uiteindelijk ook meehelpen om het kaf van het koren te scheiden.
Certificering van personen
In de derde plaats moet de erkenning of certificering van bedrijven aangevuld worden met een certificering van personen. Want wat helpt het om een bedrijf een erkenning te verlenen en dat bedrijf neemt vervolgens zzp-werkstudenten in dienst? Eigen mensen in dienst hebben zou een ontheffing daarvoor mogen opleveren. El Moutaouakkil: “Helemaal eens. Het gaat erom dat een bedrijf controle moet hebben over het totale proces. Alleen dan kun je instaan voor wat je offreert.”
In de vierde plaats zou een inspectie altijd verplicht moeten worden en wie dat doet moet een keuze van de klant zijn. Om die inspectie betaalbaar te houden, dus qua personeelsinzet minimaal, is het een voorwaarde dat tijdens de installatie alles gedocumenteerd wordt. Elke kabel, elke aansluiting; alles moet beschreven en vooral gefotografeerd worden. Dat is juist van belang in situaties waarin meerdere partijen aan een project werken. Op die manier kan van elke installatie een elektronisch logboek komen, opgeslagen in de cloud en toegankelijk voor inspecteur, verzekeraar, gemeente en brandweer.
Want als het om een woning gaat, is het wel duidelijk wie je moet bellen bij een brand om te vragen waar de DC-schakelaar zit. Maar voor een kantorencomplex is dat een tijdrovende uitzoekerij. Een online elektronisch dossier kan dan ook de brandweer helpen om onderweg, naar de brand toe, vast alle ins en out te bekijken – bijvoorbeeld of er wel looppaden tussen de panelen liggen, of waaruit de dakisolatie bestaat. Dat is wel zo veilig.
El Moutaouakkil: “Intussen zeg ik: hou je aan de NEN 1010 en 3140 richtlijnen. Werk met spullen waar je verstand van hebt, bij voorkeur alles van één merk, gebruik steekstekkertjes. Vervang eens in de zoveel tijd alle connectoren – ik kom oude tegen met tapejes. Zorg voor ruimte in stoppenkast, adviseer bij twijfel een totaal nieuwe kast en laat dat vooral door een erkend vakman doen. Kortom: hou het simpel – en als je iets niet weet, doe het dan niet.”