Uitbreiding NEN 1010 ondersteunt installateur
Norm aangevuld op het gebied van energiebesparing en slimme installaties
Auteur: dr. Henk-Jan Hoekjen, Gerrit Tenkink.
Installatiebedrijven opereren in een fascinerende context. Want niets is meer hetzelfde als pakweg 10 jaar geleden. Als gevolg van de roep om verduurzaming van de maatschappij en de opkomst van allerlei nieuwe technologieën verandert het werk van elektrotechnisch installateurs ingrijpend. Natuurlijk heeft die vaak stormachtige ontwikkeling ook gevolgen voor de normeringen in het vakgebied. Niet vreemd dus, dat het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) onlangs een tweetal belangrijke uitbreidingen presenteerde van de ‘elektrotechnische norm’ NEN 1010. De eerste uitbreiding, deel 8.1, heeft betrekking op energiebesparing. Deel twee, 8.2, geeft uitleg over slimme installaties, zoals PV-systemen, warmtepompen en energieopslag. Ook is er in dit deel aandacht voor de loskoppeling van het elektriciteitssysteem van het openbare net – ‘autonoom bedrijf’ – en de terugvoeding naar het openbare net.
Kritischer
Door aanvullende bepalingen op het gebied van zowel energiebesparing als verslimming zijn installateurs – zo is de gedachte – beter in staat om tegemoet te komen aan de actuele wensen vanuit de markt. Klanten worden immers steeds kritischer en willen bijvoorbeeld steeds vaker berekeningen zien waarin zichtbaar is tot welke klasse een installatie behoort. Men is daarbij geïnteresseerd in onderwerpen als energiebesparing en materiaalgebruik. Een goede installateur kan zich onderscheiden door een energiezuinige installatie te ontwerpen, en door bovendien de gemaakte keuzes inzichtelijk te maken voor de klant. De twee uitbreidingen van NEN1010 hebben het doel de installateur daarbij te ondersteunen.
Energierendement en materiaalgebruik worden steeds belangrijker. In de dagelijkse praktijk zie je nog vaak dat er gekozen is voor overdimensionering (om het zekere voor het onzekere te nemen op het gebied van functionaliteit) of juist onderdimensionering (veelal met het oog op kostenbesparing). Deze onwenselijke situatie vraagt om nauwkeuriger methodes om energie- en materiaalgebruik te bepalen. De recente uitbreiding van NEN 1010 beoogt installateurs en opdrachtgevers in dit opzicht meer houvast te bieden. Door de toevoeging van het nieuwe deel 8.1. hoopt de normcommissie meer bewustzijn te genereren bij belanghebbenden aangaande het energie- en materiaalgebruik.
Lengte van de leidingen
In het nieuwe deel dat betrekking heeft op energiebesparing is onder meer een rendementsclassificatie voorgesteld. Ook bevat dit deel tal van aanwijzingen voor het realiseren van een optimaler energieverbruik. Zo gaat deel 8.1. onder meer in op de plaats van transformatoren en verdeelinrichtingen. In dit opzicht is het volgens de opstellers van de norm belangrijk om de voeding van de installatie zo dicht mogelijk bij de (kern van de) belasting te laten plaatsvinden. De reden ligt in feite voor de hand: zodoende wordt de lengte van de leidingen beperkt en het energieverlies dus geminimaliseerd. Ook gaat NEN 1010 deel 8.1. in op het aantal transformatoren. Daarbij wordt benadrukt dat bij het toepassen van meerdere transformatoren de verliezen in de kabels kleiner zullen zijn. Tegelijkertijd betekent het gebruik van meer transformatoren wel dat er sprake is van meer nullastverliezen.
Andere concrete maatregelen die in het kader van het nieuwe deel 8.1. worden voorgesteld zijn onder meer de vermazing van een installatie, waarbij het idee is dat mazen met een lage prioriteit kunnen worden afgeschakeld om het gevraagde vermogen terug te brengen. Ook is er aandacht voor arbeidsfactorverbetering en gebouwinstallatieregelingen die rekening houden met bezetting en energievraag.
Slimme installaties
Het nieuwe deel 8.2. gaat over installaties die zowel energie afnemen als kunnen produceren. Dergelijke installaties worden ‘prosumer’-installaties genoemd (naar de samentrekking van ‘producer’ en ‘consumer’), en soms ook wel aangeduid met PEI (‘prosumer electrical installation’). De balans tussen afname en productie wisselt uiteraard met de interne energievraag en de lokale energieopwekking. In de uitbreiding van NEN 1010 die betrekking heeft op de verslimming van elektrotechnische installaties wordt ingegaan op de verschillende bedrijfsmodi (direct voedingsbedrijf, omgekeerd voedingsbedrijf en eilandbedrijf) en ook wat de gevolgen daarvan zijn voor de beveiliging van de elektrische installatie. Voorts wordt er aandacht besteed aan het feit dat de energieopwekking kan plaatsvinden voor meerdere afnemers, dus individuele PEI, collectieve PEI en gedeelde PEI. Een energiemanagement (EEMS, electrical energy management system) wordt als onontbeerlijk gezien om tot een effectief bedrijf van een dergelijke installatie te komen.
Deel 8 zal vooralsnog afzonderlijk worden gepubliceerd, omdat de herzieningsfrequentie heel hoog ligt. Als deel 8 geïntegreerd zou worden in de rest van NEN 1010, dan zouden de klanten iedere keer een nieuwe NEN 1010 moeten aanschaffen. Bovendien verwacht NEN dat deel 8 een wat ander publiek aantrekt dan de andere delen. Op termijn, als het stof was is gedaald, ligt het voor de hand om deel 8 integraal onderdeel te laten uitmaken van NEN 1010
In de komende edities van Elektropraktijk gaan we dieper in op de specifieke maatregelen die te vinden zijn in de beide uitbreidingen.